Bij de tips over techniek staat het nodige te lezen over sluitertijden, wat het doet, hoe het werkt en hoe je dit kunt beinvloeden. Bij deze tip gaat over het op een creatieve manier inzetten van de sluitertijd. Door soms een langere sluitertijd te kiezen kun je bijvoorbeeld leuke effecten bereiken, terwijl in andere gevallen juist een hele korte sluitertijd weer mooie resultaten geeft.

Door te spelen met de sluitertijd, kun je een bepaald effect krijgt in je foto`s. Denk hierbij aan een waterval die lijkt te stromen, een formule 1 auto waar de snelheid van af straalt, of een foto van een hond die door het zand rent en door rondvliegend zand omgeven is. Afhankelijk van het effect wat je wilt bereiken, moet je op een andere manier met je sluitertijd om gaan.

Als eerste het voorbeeld van de waterval. Je kunt een waterval op verschillende manieren fotograferen, waarbij steeds een andere foto ontstaat. Wil je bijvoorbeeld een haarscherpe foto waarbij je de druppels kunt zien opspatten, dan moet je een andere keuze maken dan wanneer je de waterval juist wilt laten stromen. Het eerste wat je hiervoor moet doen is de camera in het programma voor de sluitertijd voorkeur zetten. Bij Canon is dit de Tv stand, bij Nikon de S stand. Raadpleeg voor alle zekerheid het boekje dat bij je camera hoort om na te gaan welke instelling je moet kiezen voor jouw camera.

Voor de volgende stap gaan we even de basis principes van fotografie weer de revue te laten passeren. We pakken de vergelijking met de kraan er weer even bij.

Het diafragma is hoe ver je de kraan open zet, de ISO is de grootte van het glas en de sluitertijd is hoe lang je de kraan open zet om het glas te vullen. Dat betekent dat als je de druppels van de waterval wilt zien opspatten, je een hele korte sluitertijd moet kiezen, want met een hele korte sluitertijd, kun je het beeld "bevriezen". Je camera zal altijd een optimale belichting willen bereiken. Afhankelijk van de lichtomstandigheden, zal er dus impact zijn op de ISO en het diafragma als gevolg van jouw keuze voor een korte sluitertijd. Een korte slutiertijd betekent namelijk dat er maar gedurende een korte periode licht op de sensor komt. Misschien wel te weinig om het hele plaatje goed te belichten. Als we dan weer naar de kraan kijken, dan wordt hopelijk duidelijk, dat door de kraan verder open te draaien, oftewel het diafragma ver open te zetten, er meer licht op de sensor komt. Als het diafragma of de kraan  niet verder open kan, dan blijft nog als laatste de ISO waarde over om mee te spelen. Je kunt kiezen voor een hogere ISO waarde, oftewel, het glas kleiner maken, waardoor het sneller vol is. Zo zie je dat het veranderen van de sluitertijd impact kan hebben op het diafragma en de ISO. Maar nu eerst even terug naar de sluitertijd. De vraag is natuurlijk; wat is een korte sluitertijd? Dat is iets waar je zelf ook gevoel bij moet krijgen natuurlijk en het hangt af van het onderwerp dat je fotografeert en de snelheid waarmee het beweegt.

Het devies is dus simpel, in plaats van te zeggen welke sluitertijd je moet kiezen, moet je het gewoon gaan proberen. Zet de camera op het statief bij een waterval en maak steeds dezelfde foto, maar dan met een steeds kortere of langere sluitertijd.

Om het simpel te houden, in dit voorbeeld van de waterval moet je een hele snelle sluitertijd hanteren. Zou je het water willen laten stromen, dan moet je al snel richting sluitertijden van 1 tot enkele secondes denken, afhankelijk van de lichtomstandigheden.

Bij de onderstaande foto is een snellere sluitertijd gehanteerd van 1/400sec. Dat is nog niet eens zo heel snel en dat zie je ook aan de scherpte van het water

De foto eronder is met een tragere sluitertijd gemaakt, van 1/25sec. Je ziet duidelijk het verschil.

Een ander voorbeeldeffect dat bereikt kan worden door te spelen met de sluitertijd is "panning" oftewel; een bewegend object scherp fotograferen, maar de achtergrond is onscherp door beweging. Een mooi voorbeeld hiervan is de formule 1 auto hieronder. Dit effect bereik je door een sluitertijd te kiezen die wat langer is. Bij 1/200sec, zoals in de onderstaande foto, krijg je al een mooi effect. Mijn persoonlijke ervaring is dat jet met 1/125sec de mooiste effecten krijgt. Als je de sluitertijd hebt ingesteld, is het zaak om je eigen techniek op een rijtje te zetten.

De bedoeling is dat je scherpstelt op het object. Probeer van te voren al even te bepalen hoe je het object wilt kaderen, dus hoeveel ruimte eromheen wil je hebben. Dat doe je natuurlijk door je focale lengte te bepalen (hoever zoom je in). Kies voor de autofocus methode "continue scherpstellen". Dit heet AI Servo bij Canon, check het boekje van je camera om te kijken hoe dit bij jouw camera heet. Als je het kader hebt bepaald en je hebt het object in je zoeker, dan blijf je het object volgen met je lens. Probeer de exacte snelheid van het object te volgen met jouw eigen beweging. Dit vergt enige oefening. Volg het object enige seconden en druk (bij voorkeur meerdere foto`s achter elkaar) af. Let op! Stop je eigen beweging niet meteen na het afdrukken, maar blijf het object nog enige seconden volgen nadat je hebt afgedrukt. Bedenk je dat een goed "gepande" foto echt heel moeilijk is en veel oefening vereist, dus geeft niet meteen op als het de eerste paar keer niet lukt. Je moet een ritme krijgen voor panning. Begin met wat kortere sluitertijden en mik niet gelijk op 1/125sec.

Nu weet je hoe je het aan moet pakken, maar wat gebeurt er nou eigenlijk? Wat er in feite gebeurd, is dat er bewegingsonscherpte ontstaat in de achtergrond. Die bewegingsonscherpte veroorzaak je zelf, door met een langzamere sluitertijd het object te volgen met je lens. Het object blijft hierdoor wel gewoon scherp. Dit soort foto`s geeft een gevoel van dynamiek en snelheid.